NATUUR
De zon schijnt krachtig
Uit het westen komt de wind
Dor hoefblad knispert
Zware hagelbui
de duiven schuilen
de conifeer is tempel
Zo warm nog, zo zacht
Daar liep hij zoëven nog:
De dode spitsmuis
Kippen bij de sloot
pikken voortdurend door
ik sjouw houtblokken
Dode zwaan in de herfstsloot
Kop in de veren
Waar bleef je leven?
De zwaan zwemt alleen
golfjes lijken te vragen
mis je hem nog steeds!
Naast vingerhoedskruid
En zoete valeriaan
Begraaf ik de poes
De kip kakelt
En rent het hok uit
Warm vochtig ei in mijn hand
Zo’n sterrenhemel,
Onmetelijk ver en veel.
Ginds mauwt een kater.
Bewolkte hemel
dan, een enkel ogenblik
schijnt de volle maan